College van de maand: Fossielen aan de Nederlandse kust
Maaike Zwier
We lopen allemaal wel eens over het strand om lekker uit te waaien, te zonnebaden en te genieten van de zilte zeelucht. Waarschijnlijk ben je ook wel eens turend naar beneden een eindje langs de vloedlijn gelopen. Maar naast gebroken schelpen, aangespoelde kwallen en stukken zeewier zijn er her en der ook hele oude dingen te vinden, en dan bedoel ik niet een oude petfles die al jaren op de golven heeft rondgedobberd.
Foto 1: Een deel van het bekken van een neushoorn gevonden aan de Hollandse kust.
Op sommige stukken strand aan de Nederlandse kust liggen haaientanden, stukken ivoor van mammoeten of wolharige neushoorns, kiezen en stukken bot.
Het soort fossiel materiaal dat gevonden kan worden verschilt per locatie aan de Nederlandse kust. Deze fossielen zijn afkomstig uit diepere lagen die in de bodem van de Noordzee aan het oppervlak komen en hier door golfwerking worden geërodeerd. Het aantal fossielen dat vervolgens op de stranden aanspoelt is helaas niet heel groot.
Sinds 1979 is Nederland echter begonnen met het beschermen van de kust door middel van zandsuppleties. Jaarlijks wordt hierbij tussen de 10 en 14 miljoen kubieke meter zand op de Nederlandse kust gespoten, afkomstig uit dieper water, en hierbij worden alle fossielen meegenomen die zich tussen het zand bevinden. Omdat het opgespoten zand zich langzaam van zuid naar noord langs de kust beweegt door de natuurlijke werking van de wind en zeestromingen en een deel van het zand de duinen in waait, moet een zandsuppletie iedere vier á vijf jaar worden herhaald.
Foto 2. Aanleg van de zandmotor.
Aanleg van de zandmotor, zandsuppletie met een sleephopperzuiger
Het schip zuigt zand op ver uit de kust, slaat het op in het ruim en lost het op de locatie voor de Zandmotor.
Het spuiten zoals op de foto zichtbaar is wordt ook wel 'rainbowing' genoemd, vanwege de regenboog die soms zichtbaar is in de straal van water en zand.
Aan de kust van Scheveningen, preciezer gezegd bij Ter Heijde, is in 2011 de zandmotor aangelegd, een groot project waarbij in een keer 21,5 miljoen kubieke meter zand is aangebracht. Dit is gedaan om de vijfjaarlijkse zandsuppletie overbodig te maken. Het verstorende effect van het aanbrengen van een dik pakket zand op de flora en fauna wordt zo ook gereduceerd, waardoor meer natuurlijke processen hun gang kunnen gaan. Deze processen zorgen er ook voor dat het zand langs de kust verplaatst wordt en zo de kust aan weerzijden van de zandmotor beschermt. Omdat het aangebrachte zand het verloop van strand naar zee vervlakt, worden golven afgeremd en neemt hun eroderende kracht af.
Op de zandmotor is een duidelijke kleurverdeling op het strand te zien; aan de ene kant ziet het er veel kleurrijker uit dan aan de andere kant. De kleuren komen van recente schelpen die zijn aangespoeld, waarschijnlijk is de bewoner ervan een korte tijd terug overleden. Als je verder de zandmotor op loopt wordt het strand opeens een stuk lichter van kleur. Hier vind je vele fossiele schelpen die bijna wit zijn en ook een stuk harder en dikker aanvoelen dan recente schelpen.
Deze schelpen zijn meegenomen met het zand dat is opgespoten om de zandmotor aan te leggen. Afkomstig van de Noordzeebodem 10 km uit de kust, waar de Noordzee minstens 20 m onder NAP ligt. Het zand komt van zo ver omdat zand alleen buiten het kustfundament gewonnen mag worden, dit kustfundament vormt namelijk de basis voor de zeewering van de Hollandse kust.
Foto 3: Schelpen op de zandmotor met daartussen een rechteronderkaak en twee kiezen (premolaren) van een hert.
Naast deze fossiele schelpen, zijn er ook wat donkere stukken te vinden, stukken bruin bot, beige ivoor en zwarte kiezen en stukken veen. De zoogdierbotten en het ivoor komen waarschijnlijk uit lagen die tijdens het Laat-Pleistoceen (tussen 126.000 en 11.800 jaar geleden) zijn afgezet en zijn langs de hele Nederlandse kust te vinden.
Maar in gebieden waar kunstmatige zandsuppleties hebben plaatsgevonden zijn ze in veel grotere getale op het strand te vinden. Gedurende het jongste deel van het Laat-Pleistoceen (Weichselien, de laatste ijstijd) was het behoorlijk koud en lag er veel water opgeslagen op het land in de vorm van gletsjers.
Hierdoor lag de zeespiegel een stuk lager en lag de Noordzee droog, het was een grote toendra vlakte waarover kuddes wolharige mammoeten, neushoorns, reuzenherten, edelherten, elanden, muskusossen en steppenwisent liepen, grazend aan graslanden gevuld met dwergberken en kruiden.
En waar grote grazers lopen komen ook roofdieren langs. Er zijn met een hoop geluk resten van de grottenleeuw, grottenbeer, hyena en wolf te vinden. Met al deze grote beesten zou je bijna de kleinere zoogdieren vergeten waarvan ook al meerdere vondsten zijn gedaan op de Nederlandse kust.
Foto 4: Een Mammoetkies gevonden op de zandmotor.
Wat wel een aandachtspuntje vormt, is dat de individuen waarvan fossielen te vinden zijn, niet per se ook daadwerkelijk op Noordzeevlakte hebben geleefd. Botresten van prooidieren kunnen worden verspreid door de predatoren. Als je hierbij denkt aan kleine prooien die geheel worden opgegeten door roofvogels, kunnen onverteerbare resten grote afstanden afleggen en vervolgens via de uitwerpselen worden gedropt. Een nog grotere verspreiding treedt op als een karkas in een rivier terecht komt, het kan dan zeer grote afstanden afleggen. Op het moment dat de resten ergens tot stilstand komen is de kans dat het bewaard blijft en fossiliseert groter dan in andere milieus doordat het materiaal snel bedekt wordt met sediment dat ook door het water is meegevoerd. Dit was ook het geval in het jongste deel van het Laat-Pleistoceen; in het voorjaar kwam veel door smeltwater meegevoerd erosiemateriaal in de rivieren terecht.
Een ander mogelijk probleem is dat er door dit riviertransport ook oudere fossielen in jongere lagen terecht komen, zo zijn er Pleistocene soorten in Holoceen sediment te vinden, en Pliocene soorten in Pleistoceen sediment. Dit komt door de eroderende werking van rivieren of getijdengeulen waarbij oud materiaal wordt omgewoeld en door de rivier op een nieuwe locatie weer wordt neergelegd. Door dit proces zijn de fossielen ook hedendaags aan onze kust te vinden, hierbij komt de eroderende werking niet alleen van het getij, maar dus ook van de mens die zand op het strand aanbrengt.
Naast de fossiele zoogdieren uit het Pleistoceen zijn er ook haaientanden, viswervels en stukken barnsteen te vinden langs de Nederlandse kust. Zo is Cadzand bijvoorbeeld een bekende plek om miljoenen jaren oude haaientanden te vinden, deze zijn door het verschuiven van aardlagen en een grote storm in 1953 op het strand terecht gekomen. Omdat er hier ook zandsuppleties plaatsvinden, komen er steeds nieuwe haaientanden bij.
Foto 5: Een verscheidenheid aan haaientanden, gevonden nabij Cadzand-Bad
Behalve de Zandmotor zijn ook op de Maasvlakte veel fossiele resten van zoogdieren uit het Pleistoceen te vinden, voor de aanleg hiervan werd namelijk ook zand opgespoten vanuit de aanliggende Noordzeebodem met vergelijkbaar materiaal. Woon je niet zo dicht bij de kust maar wel geïnteresseerd in fossiele vondsten? Wees dan niet getreurd, Noordzeezand wordt ook gebruikt als constructiezand bij verscheidene bouwprojecten in het binnenland, het kan lonen om daarin ook eens op zoek te gaan naar fossielen.
Let er wel op dat botresten vol met zout water zitten, als je een fossiel bewaard zonder er iets mee te doen kan dit zout op den duur het fossiel aantasten doordat het onder verschillende luchtvochtigheid uitkristalliseert en vocht aantrekt. Het is daarom goed om het fossiel te spoelen met zoet water. Hierbij moet je de eerste paar weken het fossiel in een bak met water bewaren en het elke dag omspoelen. Later kan het water minder vaak ververst worden. Als laatste kunnen de botten geïmpregneerd worden, dit wordt gedaan met 1 deel houtlijm op 10 delen water. Nadat het fossiel hier een dag in heeft geweekt, moet het langzaam opdrogen en dan is het sterk genoeg om de meeste aantasting te weerstaan.