
De gelaagdheid van een chevron of kink plooi bestaat uit een afwisseling van verschillende mariene afzettingen. Namelijk turbidieten, schalie, leisteen (gemetamorfoseerde schalie), mudstone en zandsteen. Een kink plooi wordt beschouwd als de kleinschalige variant van een chevron plooi. Kink plooien hebben een structuur die niet groter is dan een meter. De chevron en kink plooi hebben kenmerkende scherpe hoeken als ombuigingspunt. Je zou het kunnen zien als een doorlopende w of v structuur.

Turbidieten
Er bestaan veel verschillende soorten gelaagdheid. De minst bekende vormen zijn te vinden in metamorfe stenen of in vulkanische afzettingen, terwijl sedimentaire gelaagdheid vrij algemeen bekend is. Deze gelaagdheid ontstaat door afzettingen van getransporteerd materiaal en kunnen zowel op het land als in het water worden gevormd. Binnen sedimentaire gelaagdheid zijn er dus verschillende typen van afzettingen. In het water zijn er onder andere de delta afzettingen (zie het college van de maand mei van Maaike Zwier voor meer informatie hierover), diepzee afzettingen en turbidietafzettingen.
Turbidietafzettingen zijn het beste voor te stellen als een onderwater lawine van sediment (figuur 3). De lawine verplaatst het sediment naar diepere delen van de oceaan door middel van de zwaartekracht. Onderweg wordt het sediment gesorteerd doordat het grotere en zwaardere materiaal eerder blijft liggen op de bodem en het fijnere materiaal er later bovenop komt. Hierdoor ontstaat een fining- upwards structuur met onderop de grootste en grofste korrels en steeds fijner materiaal naar boven toe. Onder perfecte omstandigheden ontstaat er in een turbidietafzetting een afwisseling van vijf lagen, dit heet de Bouma sequentie (zie figuur 4).
Uitleg van Wikipedia over de Bouma sequentie:

Turbidieten worden gevormd wanneer troebellingsstromen over de zeebodem tot rust komen. De grovere sedimentkorrels bezinken daarbij eerder dan de fijnere. De volgorde van de Bouma-sequentie is als volgt:
E: (top) ongesorteerde "pelagische lagen" van klei en silt, soms met bioturbatie;
D: parallel gelamineerd fijn zand en silt;
C: lagen met stroomribbels en cross-bedding, bestaande uit middel tot fijn zand;
B: parallel gelamineerd middel zand;
A: (basis) middel tot grof zand met naar boven toe een duidelijke afname van de korrelgrootte (gegradeerde gelaagdheid).
Een individuele turbidiet (en daarmee een Bouma-sequentie) kan van enkele centimeters tot vele meters dik zijn.
De Bouma-sequentie is genoemd naar de Nederlandse geoloog Arnold Bouma, die hem in 1962 voor het eerst beschreef als onderdeel van het mariene onderzoeksprogramma van de Groningse diepzee-onderzoeker Philip Henry Kuenen.
E: (top) ongesorteerde "pelagische lagen" van klei en silt, soms met bioturbatie;
D: parallel gelamineerd fijn zand en silt;
C: lagen met stroomribbels en cross-bedding, bestaande uit middel tot fijn zand;
B: parallel gelamineerd middel zand;
A: (basis) middel tot grof zand met naar boven toe een duidelijke afname van de korrelgrootte (gegradeerde gelaagdheid).
Een individuele turbidiet (en daarmee een Bouma-sequentie) kan van enkele centimeters tot vele meters dik zijn.
De Bouma-sequentie is genoemd naar de Nederlandse geoloog Arnold Bouma, die hem in 1962 voor het eerst beschreef als onderdeel van het mariene onderzoeksprogramma van de Groningse diepzee-onderzoeker Philip Henry Kuenen.
De ontstaansgeschiedenis
Als laatste wil ik jullie meenemen naar oorsprong van deze chevron plooien. De ontstaansgeschiedenis is nagenoeg hetzelfde; beide bevatten de eerdergenoemde gesteentelagen en ze zijn rond dezelfde tijd gevormd. De turbidiet sequenties zijn afgezet op de passieve plaatgrens van het continent Laurasia. Dit gebeurde ongeveer 300 miljoen jaar geleden. De oceaan waar de turbidieten in terecht kwamen heet de Rheïsche Oceaan (figuur 5). Terwijl het sediment werd afgezet begon deze oceaan door andere tektonische processen te sluiten in het vroeg Devoon en sloot zich helemaal in het Carboon. Door het sluiten van de Rheïsche oceaan zijn uiteindelijk Gondwana en Laurasia gebotst. Dit heeft geleid tot de vorming van het supercontinent Pangea. De botsing van Laurasia en Gondwana wordt ook wel de Variscische orogenese en deze gebergtevorming creëerde deze twee chevron plooien. Naderhand zijn ze door andere processen aan het oppervlakte gekomen om door enthousiaste bewonderaars te worden bezocht.