ZS-PMax-Fluoriet-1500-x-220-definitief_verdonkerd.jpg

College van de maand: De Kreekrak Formatie

Naar aanleiding van de nieuw uitgebrachte geologische kaart van Nederland gaat het College van de maand deze maand over de Kreekrak Formatie, een formatie die niet in de geologische kaart is opgenomen. Deze formatie is uitgesloten van de kaart omdat de formatie nog weinig gekarteerd is in Nederland. Daarom wordt er in dit stuk ingegaan op de oorsprong en het voorkomen van deze formatie.

Figuur 1. Verbreidingskaart Kreekrak Formatie. Bron: Tolsma, TNO - Geologiche Dienst Nederland, 2018.

De Kreekrak Formatie voorkomen en samenstelling
Formaties danken hun naam aan de plek waar ze het beste zijn ontsloten, wat een logisch en goed systeem blijkt. Voor de Kreekrak Formatie, u raadt het al, neem ik u mee naar de Kreekrak, een voormalige kleine getijdengeul die de Wester- en Oosterschelde met elkaar heeft verbonden in Zeeland. Deze naam wordt nu gebruikt voor het deel van de Schelde-Rijnverbinding tussen de Kreekraksluizen en de Belgische grens. De afzettingen die deze formatie vormen zijn afgezet in het verlaten Scheldedal en zijrivieren (figuur 1). Het interessante van de afzettingen van de Kreekrak is het brede variatie daarin. De afzettingen variëren van zand, klei, veen tot zelfs gyttja. Gyttja is een organisch sediment en de term komt uit het Zweeds. Dit organisch sediment bestaat uit resten van micro-organismen (zoals diatomeeën), plantenresten en de resten en van waterdieren. Gyttja wordt ook wel bagger of bodemslik genoemd en wordt afgezet op de bodem van voedselrijke wateren, zoals meren en poelen. De afzettingen van de Kreekrak zijn afgezet in voornamelijk meanderend fluviatiel milieu (Schelde), inclusief in geulen (zand), in restgeulen (gyttja, lokaal kleiig veen, humeuze klei, fijn zand) en op riviervlaktes (humeuze klei). Daarnaast zijn ze afgezet in estuaria (kleiig zand met veenlagen) en in een lacustrien milieu (= afzettingen in een meer).

Milieuverandering in het Kreekrak-gebied
Uit botanische fragmenten die zijn onderzocht blijkt de Kreekrak Formatie aan het einde van de Jonge Dryas tot het Vroeg-Boreaal*( zie tijd indeling aan het einde van het artikel) te zijn afgezet in het verlaten rivierdal van de Schelde. De Schelde heeft op dat moment nog een andere loop dan de huidige Schelde, namelijk op de grens van West-Brabant en Zeeland, langs de Brabantse Wal (figuur 2 en figuur 3). De sedimentatie is gestart rond 11.490 BP, aan het einde van de overgang van het Laat-Glaciaal naar het Holoceen* met depositie van organische afzettingen in rustig stomend water in het paleo-Scheldedal. Tijdens de Friesland periode *(circa 11.490 tot 11.365 BP) raakt het gebied rondom het dal door het warme klimaat bebost met berken en populieren. Hierdoor neemt de organische productiviteit van het dal en de omgeving toe. In het dal ontwikkelen zich waterplanten en aan de oevers groeien wilgen, rietveen en gras. Het gebied krijgt te maken met toenemende neerslag, waardoor het waterpeil van het dal toeneemt en daarmee ook de aanvoer van rivierwater. Rond 11.435 BP wordt het rivierwater afgesneden en vindt er alleen toevoer van water plaats door kwel van grondwater. Tijdens de Rammelbeek periode (circa 11.365 tot 11.250 BP) neemt de groei van gras en kruidige vegetatie toe door een meer continentaal klimaat. De aanvoer van grondwater blijft bestaan, maar de stijging van de waterstand neemt af. Echter, blijven er waterplanten in het dal groeien. Aan het einde van het Rammelbeek periode vindt er een plotselinge vermindering in grondwater toevoer plaats, waardoor de grondwaterstand in de omgeving van het dal afneemt. Dit zorgt voor een hiaat in de sedimentatie. Door het hiaat ontbreek sedimentatie uit het Laat-Preboreaal *(11.250 tot 10.710 BP). Tijdens het Vroeg-Boreaal (10.710 tot 10.000 BP) wordt de omgeving dicht bebost en vormt zich veen in het paleo-Scheldedal, door een langzaam stijgend waterpeil. Het Boreaal is een relatief stabiele periode met langzame sedimentatie. De verandering van milieu tijdens het Laat-Glaciaal naar het Holoceen en in het Vroeg-Holoceen is sterk beïnvloed door de grote veranderingen in het klimaat, wat voorkwam in deze periodes. Het klimaat heeft de samenstelling en dichtheid van vegetatie beïnvloed samen met afvloeiing en rivier activiteit.

Figuur 2. De ligging van de verschillende Scheldelopen stroomafwaarts van Antwerpen sinds het einde van de laatste ijstijd. Ouderdommen BP zijn kalenderjaren voor heden. Bron: Kiden, 2006.
Figuur 3. Hoogteligging van het Pleistocene oppervlak langs de Schelde stroomafwaarts van Antwerpen, vóór de verdrinking door de Holocene zeespiegelstijging. Bron: Kiden, 2006.

Verschillen binnen de afzettingen
Er bestaan regionale lithologische verschillen in de Kreekrak Formatie, zo kan deze ingedeeld worden in verschillende sediment pakketten. Het onderste deel van de afzettingen (‘Lower Schelde deposits’) bestaan uit organisch-rijke fluviatiele klei, gyttja en veen en komt voor in het paleo-rivierdal van de Schelde, die vanaf de Belgische grens aan of dichtbij de voet van de Brabantse Wal in noordelijke richting loopt en tot St. Philipsland te vervolgen is. De afzettingen komen op een diepte beneden circa 8 m -NAP voor. Deze afzettingen gaan naar boven toe en in stroomafwaartse richting geleidelijk over in zoet- en brakwatergetijdenafzettingen van het Laagpakket van Wormer, binnen de Formatie van Naaldwijk. Het bovenste deel (‘Upper Schelde deposits’) bestaat uit organisch-rijke, kleiige fluviatiele en zoetwater- tot brakwatergetijdenafzettingen. Het bovenste gedeelte van de Kreekrak Formatie komt voornamelijk voor binnen het dieptebereik van het Hollandveen Laagpakket tussen ongeveer 4 en 1,5 m -NAP. Het onderste en het bovenste deel van de Kreekrak Formatie worden gescheiden door de getijdenafzettingen van het Wormer Laagpakket, binnen de Formatie van Naaldwijk. Een mooi profiel is getekend van de afzettingen, naar aanleiding van het aantreffen van de Kreekrak Formatie bij Poortvliet (figuur 4).

Figuur 4. Geologisch profiel door de Holocene kustafzettingen van het oostelijke deel van de provincie Zeeland (aangepast naar Vos & van Heeringen 1997). Bron: van der Linden, 2020.

Recent onderzoek
De Kreekrak Formatie is een interessante formatie die nog beter gekarteerd kan worden. Archeologisch onderzoek draagt daar bijvoorbeeld aan bij, recent zijn de afzettingen aangetroffen in de buurt van Tholen, tijdens een archeologisch vooronderzoek waarbij de ondergrond is onderzocht met behulp van verkennende grondboringen in Tholen. Hier zijn de Kreekrak-afzettingen aangetroffen binnen het Laagpakket van Hollandveen (figuur 4). Uit een daterend onderzoek (14C-onderzoek) van de onderliggende en bovenliggende veenlagen is aangetoond dat de Kreekrak-afzettingen tussen het Laat-Neolithicum – Bronstijd (2296 – 2039 v. Chr.) en Midden-Bronstijd – Late Bronstijd (1196 – 929 v. Chr.) afgezet zijn (tabel 1). De Kreekrak Formatie bestaat hier uit kleiige afzettingen. Zelf heb ik de Kreekrak Formatie recent aangeboord in Tholen tijdens een ander archeologisch vooronderzoek, wat hopelijk kan bijdrage aan het in kaart brengen van deze afzettingen. Het is te hopen dat mede door deze onderzoeken de formatie uiteindelijk kan worden opgenomen in de geologische kaart van Nederland.

Tabel 1. Tholen-Curieweg, resultaten van het 14C-onderzoek. Bron: Goslar, 2020.

 

 

* Klein schema van de tijdindeling om de verschillende perioden die in de tekst genoemd worden, te verduidelijken.

Before Present of BP (vóór heden) is een tijdsaanduiding van hoeveel jaar of duizenden jaren (ka of kiloannum) een archeologische of geologische vondst voor 1950 is. Bron: Wikipedia.

Bronnen:
  • Bos, J.A.A., Huisman D.J., Kiden, P., Hoek, W.Z. & van Geel, B. (2005) Early Holocene environmental change in the Kreekrak area (Zeeland, SW-Netherlands): a multi-proxy analysis. Palaeogeography, Palaoeclimatology, Palaeo­ecology, 227, pp. 259-289, Elsevier.
  • Dinoloket; internetsite, https://www.dinoloket.nl/stratigrafische-nomenclator/naar-stratigrafische-groep/boven-noordzee-groep/kreekrak-formatie
  • Goslar. T. (2020) Report on C-14 dating in the Poznań Radiocarbon Laboratory, jobnr. 16336.
  • Kiden, P. (2006) De evolutie van de Beneden-Schelde in België en Zuidwest-Nederland na de laatste ijstijd. Belgeo 2006/3, 279-294.
  • Meulen, M. van der, Lang, F. de, Maljers, D., Dubelaar, W. & Westerhoff, W. (2002) Grondstoffen en delfstoffen bij naam. Publicatiereeks grondstoffen 2002/21, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft & TNO-NITG (96 pp.)
  • Van der Linden, M. (2020) BIAXiaal 1330 Daterend onderzoek aan twee veenlagen uit een profiel bij Tholen-Curieweg. BIAX Consult, Zaandam.
  • Vos, P.C. & Van Heeringen, R.M. (1997) Holocene geology and occupation history of the province of Zeeland. Mededelingen Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO 59, NITG-TNO, Utrecht, 5-109.
  • Vos, P., van der Meulen, M., Weerts, H. & Bazelmans, J. (2020) Atlas van Nederland in het Holoceen. Landschap en bewoning vanaf de laatste ijstijd tot nu, Amsterdam (Prometheus).